Kaasschaaf

Broodje kaas

Het schijnt dat een gemiddeld Nederlands huishouden 2.3 kaasschaven in de keukenla heeft liggen. Dat zou heel goed kunnen kloppen. Zelf heb ik niet één kaasschaaf, maar twee. Ik ben namelijk gek op kaas, net als veel andere Nederlanders. Ik eet het bijna iedere dag. Vandaar ook die twee kaasschaven. Heel handig voor als er één in de vaatwasser zit.

Dat Nederlanders gek zijn op kaas, bleek ook in december 2013 toen de Venezolaanse president Maduro uit handen van ons kersverse koningspaar een kaas en een kaasschaaf cadeau kreeg. Een typisch Hollands cadeau moeten ze hebben gedacht. Dit leverde koning Willem Alexander meteen een nieuwe bijnaam op: Koning Kaasschaaf. Hij kreeg ooit al de bijnaam Prins Pils, en nu werd hij uitgeroepen tot Koning Kaasschaaf. Hollandser kan bijna niet.

Ik heb een Engelse buurman waar ik goed bevriend mee ben. Hij is, net ik, gek op lekker eten en drinken. Veel van onze gesprekken gaan ook over eten en drinken en de verschillen die er zijn tussen onze culturen. Een van die verschillen is hoe wij ontbijten. De Britten eten graag een ‘cooked breakfast’ (gebakken eieren met spek, gebakken worstjes, gebakken tomaten, gebakken champignons, witte bonen in tomatensaus en gebakken bloedworst) met daarbij toast en voor wie nog ruimte over heeft of wie liever geen ‘cooked breakfast’ eet, is er havermoutpap of ontbijtgranen. Daar steekt ons ontbijt een beetje karig bij af. Als ik al ontbijt is een boterham met kaas en een kop thee of een glas melk of sinaasappelsap.

Mijn buurman lacht vaak om ons Nederlanders. ‘Jullie met jullie broodje kaas!’ roept hij vaak. Iedere dag een broodje kaas. En sommige mensen zelfs 2x op een dag, voor ontbijt en lunch! Dat begrijpt hij niet. Hij houdt van brood en van kaas, maar hij moet er niet aan denken om het iedere dag te moeten eten. Veel Nederlanders hebben daar absoluut geen moeite mee. Ik ook niet.

Ik kreeg als kind elke dag een boterhamzakje mee naar school met daarin vier boterhammen met kaas en rabarberchutney. In mijn tijd waren er nog geen kluisjes en ik moest iedere dag al mijn boeken en schriften gewoon mee nemen en de hele dag met me mee dragen. Ik had geen plaats in mijn tas voor een lunchtrommeltje, maar ik kon nog net een boterhamzakje met daarin vier boterhammen in mijn tas proppen. Door ieder les weer andere schoolboeken in en uit de tas te halen, belandden de boterhammen al snel onderin en kon ik iedere dag iets naar binnen werken wat niet meer te herkennen was als boterhammen met kaas en chutney. Gelukkig was de smaak wel goed.

Ik ben één keer op een dieet gezet. Niet omdat ik te dik was, maar omdat ik veel voedselallergieën en/of –intoleranties zou hebben. Het was een marteling, wat al snel leidde tot een depressie. Geen melkproducten, geen gluten, geen eiwit en geen eigeel + nog een scala aan allerlei andere producten. Maar deze waren het ergst. Ik zou het dieet een half jaar de tijd geven. Vraag niet hoe, maar ik heb het volgehouden. Graatmager, depressief en hongerig was ik toen ik na zes maanden eindelijk weer ‘gewoon’ mocht eten. Het eerste wat ik at: een bruine boterham met roomboter en boerenbelegen kaas. De lekkerste boterham met kaas die ik ooit heb gegeten!


Kaasschaaf

Wie denkt dat de kaasschaaf typisch Nederlands is en dus ook wel een Nederlandse uitvinding zal zijn, heeft het mis. De kaasschaaf is uitgevonden en ontworpen door een Noor. De uit Lillehammer afkomstige Thor Bjørklund heeft in 1925 de eerste kaasschaaf ontworpen. Hij was timmerman van beroep en had zich laten inspireren door een houtschaaf. Met dit stuk gereedschap kon hij hout mooi glad, vlak of dun maken door de bovenste lagen eraf te schaven. Waarom zou je dit ook niet met kazen kunnen doen, moet hij hebben gedacht.

Het was gebruikelijk om met een mes dikke plakken van de wat hardere kazen af te snijden. Soms waren deze plakken zo dik dat je geen boterham met kaas at, maar kaas en brood. Thor Bjørklund wilde graag dunne plakken kaas. Hij zou dunne plakken lekkerder hebben gevonden. Het is zeker waar dat er meer zuurstof bij dunne plakken kaas kan komen wat de smaak ten goede komt, maar het heeft natuurlijk ook een economisch voordeel. Door dunne plakken af te schaven gaat een pond kaas veel langer mee. En daarmee is de kaasschaaf natuurlijk wel een perfect symbool voor onze oer–Hollandse zuinigheid.

Kaasschaven in een schenkkan.
Een gemiddeld Nederlands huishouden telt 2.3 kaasschaven.

In 1927, twee jaar na de eerst ontworpen kaasschaaf, werd deze uitvinding massaal geproduceerd en verkocht. Niet alleen in Noorwegen maar ook in de landen daaromheen. De kaasschaaf bleek een groot succes in de Scandinavische landen (Noorwegen, Denemarken, Zweden en Finland), Duitsland, Zwitserland, Nederland en Frankrijk. In deze landen worden kaassoorten gegeten die prima te schaven zijn en waar de kaasschaaf ook veel gebruikt wordt.

Om een kaasschaaf goed te kunnen gebruiken moet de kaas een goede consistentie hebben. Een kaas mag niet te hard, maar ook niet te zacht zijn. Sommige kazen zijn te hard en/of te brokkelig voor de gewone kaasschaaf. Voor dit type kazen zijn er speciale kaasschaven gemaakt, maar je kunt deze kazen misschien nog beter raspen. Andere kazen zijn weer te zacht voor een kaasschaaf. Sommigen kun je beter smeren dan proberen er een stuk af te snijden. Ook veel jonge kazen zijn soms nog te zacht voor een kaasschaaf, dan blijft de kaas plakken aan het schaafblad. Natuurlijk zijn er ook voor deze zachtere (jonge) kazen speciale kaasschaven met een kort schaafblad gemaakt. Zo kan er goed verdiend worden aan de zuinigheid. Iets wat veel Nederlander toch aan moet spreken.

Louise Stutterheim
Louise Stutterheim (1980) – Cultuurhistoricus, onderzoeker, educator, schrijver, redacteur en blogger.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.