Plakplaatjes
Ik heb in mijn leven al heel wat pleisters verbruikt. Bij schaafwonden door iets te wild te spelen of door te sporten – Hup! Pleister erop! Bij ongelukjes in de keuken omdat ik mezelf in mijn vingers sneed bij het koken – Hup! Pleister erop! Tegenwoordig sport ik niet meer en is mijn snijtechniek een stuk verbeterd. Wat niet wil zeggen dat ik geen pleisters in huis heb. Je weet tenslotte maar nooit…
De laatste keer dat ik een pleister opgeplakt kreeg was bij het Huisartsenlaboratorium waar ik bloed moest laten prikken. Ik vind bloed prikken helemaal niet erg of eng, en de pleister – of liever de watten met een stukje zelfklevende tape – vind ik voor zoiets volkomen overbodig. Maar goed…
Dit gold niet voor een jonge moeder die samen met haar dochtertje van ongeveer drie jaar oud en haar eigen moeder in de wachtkamer zat te wachten. De jonge moeder was nogal… hysterisch, waardoor ik er automatisch vanuit ging dat zij het slachtoffer van deze vreselijke ‘marteling’ zou zijn. Oma probeerde haar dochter te negeren en bekommerde zich om haar kleindochter die in de speelhoek rustig zat te spelen. En moeder bleef maar huilen. ‘Ik kan niet tegen naalden en bloed, nee echt niet, ik kan het niet,’ bleef ze maar jammeren. Het kleine meiske was het gedrag van haar moeder kennelijk gewend, want ze werd er niet anders van. Ze bleef onverstoorbaar door spelen en negeerde haar moeder, net zoals oma dat deed.
Toen het nummer dat moeder had getrokken werd opgeroepen, bleek dat niet de moeder maar het kind geprikt moest worden. Oma nam haar kleindochter bij de hand en liep samen met haar naar achteren waar het vreselijke drama zich zou voltrekken. Zonder enig probleem liep het kind vrolijk met oma mee waardoor haar blonde krulletjes op haar hoofd dansten. Moeder bleef huilend achter.
Mijn god, dacht ik. Hoe erg zou het wel niet zijn als de moeder zelf geprikt zou moeten worden?
Na enkele minuten kwamen oma en het meisje terug. Niets aan de hand. Dochterlief stak vol trots haar arm uit naar moeder om haar pleister te laten zien. Ze had gekozen voor een mooie Winnie de Pooh–pleister en daar moest haar moeder maar eens goed naar kijken. Helaas voor het meisje trok moeder, die nog steeds huilde, haar snel de jas aan om deze afschuwelijke plek zo snel mogelijk te verlaten. En daar gingen ze; oma zuchtend, moeder huilend en het meisje vrolijk en monter – blij met haar mooie pleister.
Ik kon op dat moment alleen nog maar medelijden hebben met dit meisje. Hier kon geen pleister tegenop. Zelfs geen Winnie de Poeh–pleister.
Band–Aid pleisters
De uitvinder van de pleister zoals wij die kennen is de Amerikaan Earle Dickson uit New Brunswick, New Jersey. Dickson was een katoeninkoper bij Johnson & Johnson, een bedrijf dat voorzag in kant–en–klare bruikbare verbandmiddelen. Dit bedrijf is in 1886 opgericht door drie broers: Robert Wood Johnson (1845–1910), James Wood Johnson (1856–1932) en Edward Mead Johnson (1852–1934). Het hoofdkantoor van dit wereldwijde Amerikaanse bedrijf staat nog altijd in New Brunswick, New Jersey.
In 1920 was Earle Dickson pas getrouwd met zijn vrouw Josephine. Kennelijk was Josephine niet zo handig want het verhaal gaat dat zij in de eerste weken van haar huwelijk nogal wat moeite zou hebben gehad met koken. Ze sneed zich regelmatig in haar vingers of brandde zich aan het fornuis.
Iedere keer als Josephine zichzelf sneed dan knipte haar man kleine stukjes katoengaas af dat hij vastplakte aan stroken plakkende tape van Johnson & Johnson. Omdat Josephine zich maar bleef snijden, besloot Earle om een voorraad van deze strips voor Josephine aan te leggen. Josephine hoefde alleen nog maar een strookje van de tape af te knippen en die om haar bezeerde vinger te doen. Dit kon zij makkelijk zelf doen, zonder dat ze daar de hulp van haar man bij nodig had.
Earle vertelde zijn baas Thomas Anderson over deze handige oplossing. Anderson ging hier meteen mee aan de slag. Earle vroeg patent aan en niet veel later verlieten de eerste pleisters onder de naam Band–Aid de fabriek. De eerste pleisters werden nog met de hand gemaakt en waren niet erg populair. Hiervoor werden middelen gebruikt die op dat moment voor handen waren en die waren nog niet geweldig. De naam Band-Aid werd al snel een begrip.
Earle Dickson werd beloond voor zijn idee voor de pleister. Hij kreeg een succesvolle carrière bij Johnson & Johnson en werd zelfs vice–president van dit bedrijf voordat hij in 1957 met pensioen ging.
In 1924 introduceerde Johnson & Johnson een machine waarmee gesteriliseerde pleisters konden worden gemaakt. En in 1951 komen de eerste pleisters op de markt met plaatjes. Deze bleken een groot commercieel succes. Vandaag de dag zijn er nog steeds allerlei pleisters te krijgen met plaatjes, Disney–figuren zoals Mickey Mouse, Donald Duck, Superman, Spiderman, Hello Kitty, Barbie, Dora the Explorer, Winnie the Pooh etc.
Hansaplast pleisters
In Europa kennen we geen Band–Aid. Hier hebben we pleisters van het merk Hansaplast. Hansaplast is het pleistermerk van het Duitse bedrijf Beiersdorf AG dat in de stad Hamburg is gevestigd. Beiersdorf is in 1882 door de Duitse apotheker Paul Carl Beiersdorf (1836–1896) opgericht. In 1890 is het bedrijf overgenomen door de eveneens Duitse apotheker Oscar Troplowitz (1863–1918). Bekende productlijnen van Beiersdorf zijn o.a. Nivea en Labello.
In 1922 bracht Beiersdorf de eerste pleisters op de markt. Deze eerste pleisters bestonden uit een combinatie van leukoplast (zelfklevende tape) en verbandgaas. De pleister was meteen succesvol. Men kon nu makkelijk zelf kleine wondjes verzorgen zonder dat ze hiervoor naar een arts hoefden te gaan.
In 1930 werd de eerste antibacteriële pleister geïntroduceerd. In deze pleister zat fijn zilverpoeder dat hiervoor zorgt. De naam van deze pleisters was natuurlijk Hansaplast Silver. De productie van deze pleisters was te duur en daarom werd besloten deze pleisters weer van de markt te halen.
In 1953 bracht Hansaplast de eerste waterbestendige pleisters speciaal voor vingers op de markt. Dit was echt een innovatie voor de consument. Dit waren de eerste Hansaplast strips die individueel en steriel verpakt waren. Naast de bekende lange strook waar je zelf het juiste formaat kon afknippen, kon je nu ook kiezen losse en steriel verpakte pleisters.
Vandaag de dag zijn er pleisters in alle soorten en maten: Standaard, Aqua protect, Finger strips, Junior etc. etc. Er zijn ook felgekleurde pleisters. Bijvoorbeeld de blauwe pleisters die gebruikt worden in keukens en alle andere plekken waar mensen met levensmiddelen werken. Mocht je zo’n pleister kwijt raken, dan moet je deze door de blauwe kleur makkelijk kunnen terugvinden. Pleisters met een vrolijk kleurtje of motiefje kunnen niet alleen erg handig zijn maar ook heel trendy.
Modetrend
In 2008 ontstond er in Amerika een nieuwe modetrend. Hippe New Yorkers droegen felgekleurde pleisters als modeaccessoire op een hand, arm of been. Deze gekleurde pleisters werden heel zorgvuldig uitgekozen zodat deze goed pasten bij het outfit van die dag en de ‘look’ zo compleet maakten. Ook de plek waar de pleister moest komen werd zorgvuldig uitgekozen. Zo zou het allemaal om balans draaien.
Er zijn ook modeontwerpers die verschillende trendy ontwerpen hebben gemaakt voor pleisters. Zo verkocht de Amerikaanse modeontwerper Marc Jacobs (1963) pleisters onder de naam ‘That’s Gonna Leave a Marc.’ Deze pleisters hadden vrolijke kleurtjes en teksten als Ouch! en Boo! Boo! Alexandre Herchcovitz (1971), een Braziliaanse modeontwerper, mocht voor Band–Aid een paar verschillende printjes maken voor een paar doosjes pleisters. Deze werden in gelimiteerde oplage verkocht in New York en Los Angeles – en kostten zo’n tien dollar per doosje. De Duitse sieradenontwerper Fabian Seibert heeft kleine Swarovski–kristallen op pleisters geplaatst en deze werden verkocht voor zo’n zeven dollar per doosje. Hip zijn heeft zo zijn prijs.