Portemonnee

Platzak

Hoewel ik niet graag platzak zou zijn, als in blut, zou ik wel graag minder ruimte geven aan de inhoud van mijn portemonnee. Dit is iets waar ik al jaren mee worstel. Wat stop ik erin en wat laat ik eruit. Ik heb een portemonnee die ongeveer de grootte van een baksteen heeft, maar waar ik wel alles in kwijt kan. Soms wil je echter niet zoveel meenemen en voor die situaties heb ik dan ook nog een hele kleine portemonnee waar alleen een paar pasjes in kunnen. Dit heeft wel tot gevolg dat ik regelmatig van portemonnee wissel en daardoor voortdurend als een bezetene alles controleer omdat ik bang ben dat ik iets vergeet.

Toen ik op school zat, had ik een hele eenvoudige platte portemonnee die precies in de kontzak van een spijkerbroek paste. Alleen een klein randje stak er bovenuit. Iedereen droeg zijn portemonnee in de kontzak. Helaas ben ik een keer gerold. Ik stond in een mensenmassa en ik heb niet gevoeld dat iemand mijn portemonnee uit mijn kontzak viste. Op dat moment was ik even echt platzak en dat kwam niet door de platte portemonnee, maar door het ontbreken ervan. Een platte portemonnee in de kontzak was voor mij dus niet geschikt. Ik heb ook nooit meer een portemonnee in een broekzak gedragen. Maar wat moet je dan, als je geen tas wilt meenemen?

Als ik vroeger met vriendinnen naar de kroeg of discotheek ging, namen wij liever geen tas mee want dat vonden we maar onhandig. Als het zorgvuldig uitgekozen outfit niet over zakken beschikte en er ook geen vriendje was aan wie je je spullen kon toevertrouwen, dan moesten we andere maatregelen nemen. In die tijd betaalde nog vrijwel iedereen met contant geld. Wij namen alleen wat papiergeld mee. De biljetten werden zorgvuldig opgevouwen en konden in de beha of in een sok worden geschoven tezamen met de consumptiekaart. De huis– en fietssleutel verdwenen dan in de andere sok. Meer hadden we niet nodig. Mobiele telefoons hadden we nog niet.

Maar tegenwoordig sjouwen we zoveel met ons mee, dat ik eigenlijk nooit meer zonder tas de deur uit ga. Een portemonnee, sleutelbos, mobiele telefoon, identificatiebewijs en extra opvouwbare tasjes (voor het geval ik iets wil kopen en geen plastic tasje van de winkel wil) is toch wel het minimale. Contant geld hebben we dan misschien wel niet meer nodig maar aan de toename van de hoeveelheid pasjes lijkt geen einde te komen. Regelmatig verander ik de inhoud van mijn kleine portemonnee waar maar zes pasjes in kunnen. Wat moet erin? De pinpas, creditcard, rijbewijs, tankpasje, zorgverzekeringspas, bonuskaart, museumjaarkaart, sportpas of een van de vele spaarkaarten en kortingspassen van allerlei winkel–, bouwmarkt– en drogisterijketens. De hoeveelheid pasjes groeit ieder jaar gestaag. 

Natuurlijk kan ik ervoor kiezen om al deze spaarkaarten en kortingspassen thuis te laten, maar hoe vaak ik al niet bij een kassa heb staan balen omdat ik het pasje van de betreffende winkel niet bij me had, dat is niet op twee handen te tellen. Dan toch maar weer die grote portemonnee meenemen die onderhand de grootte van een baksteen heeft maar waar wel alles in past en mezelf de vraag stellen of ik liever platzak zou zijn.


Portemonnee

Het woord portemonnee stamt uit het Frans. Porter betekent ‘dragen’ en monnaie betekent ‘munten’ of ‘geld’. Een portemonnee is dus bestemd voor het dragen van geld. Heel logisch. Een ander Frans woord dat minder vaak gebruikt wordt, is portefeuille. Porter betekent ‘dragen’ en feuille betekent ‘velletje’. Een portefeuille is dus bedoeld voor het bij je dragen van papiergeld, andere documenten en voorwerpen zoals bankpasjes, foto’s etc. Beide komen eigenlijk op hetzelfde neer en beide woorden worden voor hetzelfde voorwerp gebruikt.

Zowel een portemonnee als een portefeuille kan vaak gemakkelijk in een broekzak of handtas worden opgeborgen. Een portefeuille bevat vaak ook aparte vakjes voor bijvoorbeeld kleingeld, papiergeld, bankpasjes, pasfoto’s etc.

Beurs

Een beurs is een geldtasje waarin geldstukken worden bewaard. Het woord ‘beurs’ is waarschijnlijk afkomstig van het Oudfranse woord bourse (uit het begin van de dertiende eeuw), dat ‘geldbuidel’ of ‘leren zak’ betekent. Ouder is het woord borse (uit ca. 1150) dat ontleend is aan het Latijnse woord bursa (uit het eind van de vierde eeuw) dat ‘leren zak’, ‘buidel’, ‘beurs’ of ‘etui’ betekent. In het Middelnederlands betekent het woord ‘beurs’ ook ‘zaadhuis’, ‘balzak’ en ‘geheime bergplaats’. Het is maar dat u het weet.

Uitdrukkingen

De Nederlandse taalkundige Frederik August Stoett (1863–1936) heeft in zijn boek Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1902) aandacht besteedt aan de beurs. Bijvoorbeeld de uitdrukking ‘de beurs snijden’ oftewel zakkenrollen. Hierover schrijft Stoett: ‘de uitdrukking bewaart eene herinnering aan de vroegere gewoonte van de beurs niet in den zak, maar aan een riem of koord te dragen, die bevestigd was aan een leeren band, welke om den middel zat of in de mouw verborgen was.’ Hiernaast kende men in de zeventiende eeuw de uitdrukkingen ‘ iemand de beurs lichten’, en ‘iemand de beurs luizen’, wat allebei op hetzelfde neerkomt als ‘de beurs snijden’.

Ook noemt Stoett de uitdrukking ‘met gesloten beurzen betalen’. Dit betekent iets tegen wat anders ruilen. Iets verkrijgen zonder daarbij met geld te betalen. Tot slot kennen we natuurlijk de uitdrukking ‘een gespekte beurs’, oftewel een goed gevulde beurs. Deze uitdrukking bestaat al sinds de Middeleeuwen. Er werd ook wel gesproken van een ‘goed gelardeerde beurs, met het vette der aarde’ (oftewel geld).

Archeologische vondsten

De oudst gevonden beurs behoort toe aan Ötzi de IJsmummie die op 19 september 1991 door twee Duitse bergbeklimmers is gevonden in de Italiaanse Ötztaler Alpen (vandaar de naam Ötzi). Ötzi is de oudst gevonden mummie op Europees grondgebied. Hij leefde ongeveer 3300 jaar voor Chr. Deze periode luidde het einde in van het Neolithicum oftewel de Nieuwe Steentijd (ca. 11.000–3300 voor Chr.) en daarmee ook de Kopertijd (ca. 5500–3300 voor Chr.) die nog net onder het Neolithicum viel. Ötzi leefde dus in de overgangsperiode van de Kopertijd naar de Bronstijd (ca. 3300–800 voor Chr.). Hij droeg een kalfsleren gordel met daaraan een kalfsleren gordeltasje met daarin verschillende stukken vuursteen zoals een krabber, een boortje, een priem, pijlpunten en ook nog wat gedroogde zwammen die hij kon eten. 

2_Rekonstruktion (6)_0
Reconstructie van Ötzi. Bron: South Tyrol Museum of Archaeology, A. Ochsenreiter.

Een andere bijzondere archeologische vondst werd gedaan nabij de Duitse stad Leipzig waar in de zomer van 2012 in een graf een geldtas werd gevonden die gedecoreerd is met hondentanden. Deze tas dateert van ca. 2500 tot 2200 voor Chr. en is daarmee de oudst gevonden tas. De versiering van de buitenste flap van de tas bestaat uit twaalf gelijk geordende rijen met hondentanden. Het leer of de stof waar deze tas ooit van is gemaakt, is allang vergaan. Alleen de tanden zijn overgebleven. Het ontwerp van de tas is een tijdloos model. Het lijkt sterk op een moderne schoudertas.

Wat deze vondst zo bijzonder maakt zijn niet de tanden, maar is de tas zelf. Een tas uit deze periode, de Bronstijd (ca. 3000–800 voor Chr.), is uiterst zeldzaam. Hondentanden daarentegen worden in grote getale teruggevonden zelfs in graven uit de Steentijd zowel in Noord– als in Zuid–Europa. Vaak zijn deze tanden verwerkt in grafgeschenken zoals sieraden en haarspelden. We kunnen dus aannemen dat honden (of hondachtige dieren zoals bijvoorbeeld wolven) al in grote getale voorkwamen in de Steentijd en in de Bronstijd. Voor de decoratie van deze tas zijn de tanden van tientallen honden gebruikt. Of de hondentanden voor de drager van deze tas ook nog een andere betekenis hadden dan alleen decoratie, laat zich raden.

Tas gedecoreerd met hondentanden.
Tas gedecoreerd met hondentanden. Foto: Klaus Bentele, LDA Halle.

De tanden op de tas zouden als een afschrikkingsmechanisme gewerkt kunnen hebben. Alleen zullen deze tanden nooit iemand bijten. Dat is anders in een verhaal over een groep reizende slagers. Het verhaal gaat dat de slagers tijdens hun werkzaamheden hun beurzen afdeden en deze om de nekken van rottweilers hingen. Zelf waren zij druk bezig met klanten, met vlees snijden etc. waardoor het zou kunnen gebeuren dat zij hierdoor teveel werden afgeleid en het niet direct zouden merken als zij werden gerold. Zij zouden hun beurzen met geld om de nekken van rottweilers binden zodat deze dieren hun inkomsten konden beschermen en bewaken tijdens de markt. Of dit ook echt waar is weet ik niet, maar het is wel een mooi verhaal.

Middeleeuwen

De schoolplaat Een stad in de Middeleeuwen van Johan Herman Isings (1884–1977) uit 1926 laat een plein van een middeleeuwse stad zien. Er zijn marktkooplui die hun waren verkopen, bedelaars in lompen gekleed die bedelen voor wat eten of wat geld, dieren die vrijelijk rondlopen en rijke burgers in mooie, dure kleren die onderweg zijn. In de Middeleeuwen droeg vrijwel iedereen de beurs om zijn middel. De beurs zat vrijwel altijd aan de voorkant zodat de eigenaar deze met zijn handen en armen kon afschermen. Maar het gebeurde natuurlijk nogal eens dat een dief het koord waarmee de buidel vast zat doorsneed en er vandoor ging met de buit. Zeker wanneer het druk was en er veel mensen om je heen stonden, moest je goed oppassen. Het was beter om je beurs in of onder je kleding te dragen.

Een stad in de Middeleeuwen
Schoolplaat ‘Een stad in de Middeleeuwen’, door J.H. Isings (1926).

De meeste mensen hadden een vrij eenvoudige beurs. Deze was veelal van leer of van stof en werd aan de bovenkant samengebonden met een koord. Er werden voornamelijk munten in bewaard. De eigenaar droeg zijn beurs vaak om zijn middel of in of onder zijn kleding, dan droeg hij zijn geld bijvoorbeeld in zijn mouw. Kledingstukken hadden nog geen binnenzakken. De eerste binnenzakken kwamen aan het einde van de zestiende eeuw en dan alleen nog maar in mannenkleding. Vrouwen hadden geen binnenzakken nodig, zo werd geredeneerd. Ondanks het toevoegen van de binnenzakken, bleef men de beurzen en portemonnees gewoon gebruiken. De meeste beurzen vielen niet heel erg op door kleur of grootte. Maar dit begon geleidelijk aan te veranderen.

geldbeurs 1400-1425
Leren geldbeurs (Amsterdam, 1450–1525). Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.

Decoraties

In de zeventiende eeuw werden beurzen wat complexer. Veel mannen en vrouwen uit de hogere klassen wilden zich in alle opzichten graag onderscheiden van het ‘gewone’ volk. Een van de manieren waarop zij dit deden, was door beurzen te dragen die rijkelijk versierd waren met borduursels. Deze beurzen  waren vaak ook afgezet met goud– of zilverdraad. Er werden familiewapens op geborduurd of de initialen van de trotse bezitter, ook illustraties van planten, bloemen en dieren waren populair. Deze beurzen waren van leer, linnen, zijde en ook van fluweel en waren echt een statussymbool. Er waren speciale vakjes voor wat geld, gedrukte adreskaartjes en andere persoonlijke spulletjes. Een portemonnee was eigenlijk meer een accessoire die kon worden afgestemd op de kleding. 

Portemonnee van koraalrood fluweel
Beurs van koraalrood fluweel met borduursel van gouddraad (ca. 1700). Rijksmuseum in Amsterdam.

Er zou in bepaalde kringen ook het gebruik zijn geweest waarbij een man zijn nieuwe bruid een beurs gaf waarop een scene van een prachtig liefdesverhaal was geborduurd. Dit was  een huwelijksgeschenk met een zekere symbolische waarde. Wanneer de vrouw geld uitgaf dat afkomstig was uit deze portemonnee, zou zij hopelijk aan haar man denken (en hoe hard hij voor dat geld gewerkt had).

Papiergeld

In de zeventiende eeuw werden de eerste moderne portemonnees ontwikkeld door de introductie van papiergeld. Papiergeld was al veel ouder – voor het eerst gebruikt in China vanaf de zevende eeuw tijdens de Tang–dynastie (618–907) en de Song–dynastie (960–1279). Het idee om in Europa ook papiergeld in te voeren ontstond in de dertiende eeuw, maar de eerste bankbiljetten verschenen pas in de zeventiende eeuw. In 1661 werd het eerste bankbiljet geïntroduceerd door de Zweedse bankier Johan Palmstruch (1611–1671). Palmstruch, die ook de naam Hans Wittmaeker droeg, was van Nederlandse afkomst. Hij is de oprichter van de eerste Centrale Bank in Europa en de uitvinder van het papiergeld in Europa. Hoewel dit eerste papiergeld niet direct een succes was, is het nooit meer verdwenen. In Nederland werd het eerste papiergeld overigens al in 1574 in Leiden gemaakt, vanwege de Spaanse belegering. Hier werden papieren noodmunten gemaakt die tijdelijk konden worden gebruikt.

De portemonnees werden vanaf de zeventiende eeuw aangepast om ook de nieuwe bankbiljetten in te kunnen bewaren. Overigens werden portemonnees ook voor andere zaken gebruikt. Naast geld, konden er ook documenten en zelfs etenswaren in worden bewaard.

Pasjes

De moderne portemonnee, zoals wij die kennen, stamt uit de jaren ’50 van de twintigste eeuw. Dankzij de introductie van een algemene kredietkaart die in 1950 is uitgevonden door Ralph Schneider en Frank X. McNamara, ontstond er een nieuwe manier van betalen. De Diners Club was de eerste die deze kaart produceerde en in 1957 werd deze kaart op de Nederlandse markt geïntroduceerd. Later volgden bedrijven als American Express, VISA, Mastercard etc. Deze pasjes betekende een nieuwe aanpassing voor de portemonnee. Bijna iedere portemonnee beschikt over een aantal vakjes voor bankpasjes en creditcards.

Dankzij het moderne bankieren gebruiken we steeds minder contant geld. Er zijn speciale portemonneetjes waar alleen nog maar een paar pasjes in kunnen worden opgeborgen. Dit is de laatste trend op het gebied van de portemonnee. Nu het betalen met je mobiele telefoon aan terrein wint, is het de vraag of de portemonnee nog wel toekomst heeft. De tijd zal het uitwijzen.

Louise Stutterheim
Louise Stutterheim (1980) – Cultuurhistoricus, onderzoeker, educator, schrijver, redacteur en blogger.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.